Nicholas Kristof – al ruim tien jaar columnist voor de New York Times en tweevoudig Pulitzer Prize winnaar – bezocht recent de Rohingya in Myanmar. Hij schreef er de volgende column over, die op zaterdag 31 mei werd gepubliceerd in de New York Times.

“Het nieuws over onze komst reisde voor ons uit, terwijl wij over een bamboe brug trokken, langs een politie checkpoint, voorbij waterbuffels, door verlaten rijstvelden en langs een klein gehucht waar op 28 islamitische kinderen was ingehakt met de dood tot gevolg. Enkele boeren kwamen ons tegemoet om ons te verwelkomen vanuit twee belegerde dorpen die al ruim twee jaar waren afgesneden van de rest van de wereld.

Een man, een leraar die een beetje Engels sprak, duwde mij een handgeschreven brief in mijn handen (foto boven dit artikel). Verbaasd vroeg ik hem voor wie hij de brief had geschreven. Hij legde uit dat hij het had geschreven in de hoop dat op een dag een buitenlander het dorp zou bezoeken en dat deze persoon het nieuws over het lijden van de dorpelingen zou kunnen doorgeven.

“Veel mensen zijn door gewelddadige wond gestorven,” beschreef de brief in moeizaam Engels. “Nu onze Rohingya veel mensen zijn dakloos. We hebben geen huis, voedsel en leven erg moeilijk. Nu zijn wij aan de kooi gevangenis gestuurd.”

De dorpelingen behoren tot de Rohingya-bevolking, een islamitische minderheid met een donkere huidskleur die diep wordt verafschuwd door de boeddhistische meerderheid in Myanmar. Al decennia lang worden de Rohingya in Myanmar vervolgt en zelfs stateloos verklaard. De laatste maanden hebben de autoriteiten de misdaden tegen de menselijkheid verder uitgebreid – maar de wereldwijde reactie is tot noch toe grotendeels onverschilligheid geweest.

Rohingya in quasi-concentratiekampen

Rohingya in quasi-concentratiekampen

Sinds de gewelddadige confrontaties die in 2012 plaatsvonden zijn de Rohingya in hun bewegingsvrijheid beperkt tot quasi-concentratiekampen of tot enkel hun dorpen, wordt hen de toegang ontzegt tot marktplaatsen, banen of ziekenhuizen (foto links). Dit voorjaar werd ook de hulporganisatie Artsen Zonder Grenzen door de autoriteiten verdreven terwijl zij op dat moment medische zorg leverden aan de Rohingya. Georkestreerde gewelddadige aanvallen op de kantoren van humanitaire organisaties dreef vele hulpverleners ook weg en leek mede bedoeld om buitenlandse getuigen van de etnische zuiveringen buiten de deur te houden.

Ik ben hier vanwege mijn jaarlijkse “win-a-trip”-reis, waarbij ik een universitaire student – dit jaar is dat Nicole Sganga van Notre Dame – meeneem op een reis om reportages te schrijven (ze blogt op nytimes.com / ontheground ). We wilden afreizen naar afgelegen dorpen waar Rohingya wonen, waarvan niemand enig idee heeft wat er zoal speelt, en dus gingen we op pad met de auto en uiteindelijk ook te voet .

Wat we er aantroffen was erg gespannen sfeer en een aantal gevallen van ondervoeding, maar veruit het grootste probleem is de afwezigheid van medische zorg . Meer dan een miljoen Rohingya hebben nauwelijks tot geen toegang tot gezondheidszorg, met diverse sterfgevallen tot gevolg.

In het dorp Zeezar ontmoetten we een jonge moeder, Saida (20) wiens zieke 10 dagen oude baby gewicht aan het verliezen was. De baby zou direct naar een dokter moeten gaan maar het is voor hulpverleners niet toegestaan om het dorp in te gaan en de Rohingya zijn niet vrij om het dorp te verlaten.

In theorie kan Saida een vergunning krijgen om door de checkpoint te kunnen gaan en een bezoek aan een kliniek te brengen. In de praktijk betekent dat vaak het betalen van steekpenningen en onvermijdelijk betekent het dat ze langs de huizen zal moeten lopen van mensen die zijn beschuldigd van moord Rohingya maar hiervoor nooit zijn gestraft; voor haar is dit idee angstaanjagend. Dus gokte ze erop dat haar baby op eigen kracht zal herstellen.

In een Rohingya interneringskamp hebben we een ontmoeting met Thein Maung, een 46 jaar oude aidspatient. Hij kreeg eerst antiretrovirale medicijnen van Artsen Zonder Grenzen die hem in leven hielden. Nu heeft hij geen toegang meer tot medicatie en hij voelt zijn gezondheid vervagen.

Bij Amir Hussein werd twee jaar geleden zijn arm gebroken door een boeddhistische menigte. Omdat er geen dokter beschikbaar was om de botbreuk te behandelen bungelt zijn linkerarm nu grotesk en nutteloos in een vreemde hoek langs zijn lichaam.

Amir Hussein

Bij een andere man, Amir Hussein, werd twee jaar geleden zijn arm gebroken door een boeddhistische menigte (foto rechts). Omdat er geen dokter beschikbaar was om de botbreuk te behandelen bungelt zijn linkerarm nu grotesk en nutteloos in een vreemde hoek langs zijn lichaam.

Rohingya kinderen wordt ook de toegang educatie ontzegd. In een dorp dat we bezochten hadden de ouders een informele school opgezet waar les werd gegeven door 17 jaar oud meisje uit het dorp wiens eigen studie was vastgelopen.

President Obama prees Myanmar enkele dagen geleden tijdens in zijn toespraak in de the United States Military Academy van West Point als een van de grotere successen van zijn administratie. Het is waar dat Myanmar enorme politieke verbeteringen heeft meegemaakt in de afgelopen jaren – de toestemming die ik kreeg om er dit verslag te schrijven is daar een bewijs van – en er is veel te bewonderen over de vooruitgang van het land heeft gemaakt in de richting van democratie. Maar laten we geen excuses verzinnen voor een 21ste eeuw apartheid die nog erger is dan het systeem dat Zuid-Afrika in haar greep heeft gehouden. Human Rights Watch heeft gedocumenteerd wat zich hier ontvouwd als een etnische zuivering en misdaden tegen de menselijkheid.

Ook een andere waakhond, Fortify Rights, citeert interne documenten uit Myanmar en stelt dat een over de jaren heen een patroon zichtbaar wordt van moorden , martelingen, verkrachtingen en andere repressie die gezamenlijk een systeem van misdaden tegen de mensheid vormen volgens het internationaal recht.

Afgewogen tegen dergelijke overtredingen is Obama’s kritiek op Myanmar pathetisch timide geweest. Omdat hij hier enorm wordt bewonderd beschikt Obama over de politiek middelen om druk op de overheid uit te oefenen, maar hij gebruikt deze middelen niet. Inderdaad, de Verenigde Staten en andere landen hebben zelfs vaak vermeden om het woord Rohingya te gebruiken, waarmee ze effectief hebben bijdragen aan de ontkenning van de identiteit van dit volk. Dat is een mislukt beleid, zeker aangezien deze handelswijze heeft geleid tot het verder aandraaien van de schroeven voor de Rohingya door de overheid van Myanmar dit jaar.

De Rohingya gaven ons de namen van sommige boeddhisten die volgens hen een leidende rol hadden gespeeld in het afslachten van moslims en wij bezochten een van deze mannen wiens namen werden genoemd. Een 53-jarige boer ontkende elke betrokkenheid bij het geweld maar het was een vreemd en gespannen gesprek, mede omdat de boeddhisten erg boos zijn op hulporganisaties en journalisten die (zoals zij het zien) aan de kant van de moslim staan. Hun verhaal is dat ‘moslim terroristen’ uit Bangladesh het land binnendringen en hun populatie in omvang doen toenemen om zo de boeddhisten te marginaliseren, om vervolgens ook nog te worden vertroeteld door buitenlanders.

De extremisten verspreiden deze absurde verhaal uit met intimidatie . Mijn boeddhistische chauffeur, die een nationalistische tatoeage droeg, was bereid om naar Rohingya-kampen en -dorpen te brengen en had geen vrees voor een mogelijke aanval door moslims. Maar hij was doodsbang om mij naar een aantal boeddhistische hard-liners te brengen, uit angst dat we zouden worden aangevallen als ‘moslim sympathisanten’.

Toen de autoriteiten erachter dat we rondzwierven in de heuvels stuurden ze een team van politieagenten gewapend met automatische wapens om ons te vinden en te “beschermen”. Ze zouden moeten beginnen om de Rohingya óók zo te beschermen.

Kijk , ik heb ergere gevallen van ondervoeding en ziekte gezien door de jaren heen – in Zuid-Soedan, Niger, Congo, Guinee – maar wat zo afschuwelijk is aan wat hier gebeurt is dat het lijden opzettelijk wordt toegebracht door overheidsbeleid. De autoriteiten zijn ontnemen leden van één etnische groep van burgerschap, dan interneren ze hen in kampen of dorpen, dan beroven ze hen van onderwijs, weigeren ze hen medische zorg en het verdrijven zelfs de humanitaire werkers die proberen om hun levens te redden.

Dat is niet een tragedie voor enkel deze een onbekende etnische groep ; het is een belediging voor beschaving ansich. Alstublieft, President Obama, vind uw stem.”

(De oproep van Nicholas Kristof – in dit artikel in de New York Times gericht aan Obama – geldt vanzelfsprekend ook voor de Nederlandse / Europese politici die tot op heden onvoldoende daadkrachtig zijn in hun houding ten opzichte van Myanmar – NW)