Rohingya-rebellen van de Arakan Rohingya Salvation Army (ARSA) hebben vorig jaar vele hindoe-dorpelingen in het noordwesten van Myanmar gedood. Dat meldt Amnesty International in een gisteren gepubliceerd rapport. Het is het eerste rapport van een internationale organisatie over deze misdaden waarover al maanden geruchten rondgingen.
De aanvallen van ARSA op posities van het leger van Myanmar leidde tot een door militairen uitgevoerde strafexpeditie tegen de totale Rohingya-bevolking. Duizenden Rohingya werden gedood, duizenden vrouwen werden verkracht en meer dan 600.000 vluchtte de grens met Bangladesh over. De strijd van het leger tegen de Rohingya werd door de VN een schoolvoorbeeld van een etnische zuivering genoemd. Het werd de meest recente grote golf van geweld door het leger tegen de Rohingya-bevolking, dat al decennialang wordt onderdrukt, stateloos is verklaard en feitelijk onder een apartheid-regime worden vastgehouden in openluchtgevangenissen. Het recente grootschalige geweld door het leger tegen onschuldige burgers kreeg wereldwijd veel aandacht. Geweld door ARSA tegen burgers bleef tot nu toe buiten beeld.
Bloedbad in Kha Maung Seik
Op 25 augustus 2017 om ongeveer 8 uur ’s morgens viel ARSA volgens onderzoek door Amnesty de hindoe-gemeenschap in het dorp Ah Nauk Kha Maung Seik aan. In het dorp woonden hindoes samen met Rohingya en Rakhine (overwegend boeddhisten). Gewapende mannen die in het zwart waren gekleed brachten samen met lokale Rohingya tientallen hindoes samen. Ze werden beroofd, vastgebonden en geblinddoekt. Buiten het dorp werden de mannen en vrouwen gescheiden. Een paar uur later werden 53 van hen vermoord. Acht vrouwen en acht kinderen werden apart gehouden en ontvoerd. Ze werden door de ARSA-vechters gedwongen zich tot de islam te bekeren, en moesten met hen naar Bangladesh vluchten. In oktober 2017 keerden zij naar Myanmar terug.
De 22-jarige Bina Bala, die het bloedbad overleefde, vertelde aan Amnesty: “De mannen hadden messen en lange ijzeren staven. Ze bonden onze handen op onze rug en blinddoekten ons. Ik vroeg wat ze aan het doen waren. Een van hen zei, ‘Jullie hebben een andere religie, jullie kunnen hier niet wonen.’ Hij sprak de Rohingya-taal.”
Mogelijk nog meer moorden
“De geruchten van deze aanvallen gingen al maanden rond maar er was nog nooit door een onafhankelijke partij onderzoek naar gedaan,” stelt Nourdeen Wildeman, voorzitter van as-Salaamah wal’Adaalah. ARSA lijkt geen banden te hebben met internationale terreurnetwerken en leek enkel militaire doelen aan te vallen. Via hun officiele twitter-account vroegen zij om internationale waarnemers en het herstellen van mensenrechten. “Dit onderzoek toont dat ARSA toch een meer gewelddadig karakter heeft dan tot dusver was aangetoond.”
Dit zal waarschijnlijk niet de laatste publicatie dat ARSA in verband brengt met dergelijke grove moordpartijen. “Uit informele gesprekken die ik heb met mensenrechtenactivisten blijkt dat ook onderzoeken worden uitgevoerd naar moorden door ARSA op mede-Rohingya die hun groepering niet steunden.”
Verschillende reacties
De publicatie van het rapport leidt tot veel reacties. Diverse activisten die zich inzetten voor de Rohingya-bevolking verwerpen de conclusies uit het rapport omdat er onvoldoende hard bewijs naar voren zou worden gebracht om werkelijk vast te stellen dat ARSA achter de moordpartijen zit. Voorstanders van het leger van Myanmar die de afgelopen maanden juist hun steun uitspraken voor de strafexpeditie die tegen de Rohingya werd uitgevoerd omarmen het rapport, terwijl zij eerdere rapporten van Amnesty over de onmenselijke behandeling van de Rohingya juist verwierpen.
“Het rapport is verre van perfect en een kritische blik is terecht, maar de conclusie die Amnesty trekt ligt waarschijnlijk niet ver van de waarheid,” stelt Nourdeen Wildeman. “Objectief gezien kan je dit soort rapporten niet toetsen aan je eigen narratief; je narratief moet voortkomen uit de feiten. Dit rapport toont een ongemakkelijke waarheid die men onder ogen moet zien.” Er rest volgens hem dus maar één conclusie: “Onafhankelijk onderzoek in het gebied zelf is hard nodig. Myanmar moet internationale onderzoekers toegang tot de getroffen gebieden geven. Alle daders van misdaden tegen onschuldige burgers – ongeacht door wie of tegen wie – moeten worden geïdentificeerd en berecht.”